Historie van de skischoen

Ontstaan van de moderne skischoen.

Tot pakweg de 60’er jaren waren skischoenen vooral van leder gemaakt.
Echter, in de tweede helft van dat decenium veranderde alles. Rond ’62 experimenteerden Europese skischoen-producenten met vellen plastic die op het buitenste leer waren gelamineerd om de waterdichtheid te verbeteren alsmede de duurzaamheid. Tegelijkertijd maakten Bob Lange en Dave Luensmann de eerste plastic skischoen en het jaar daarop bedachten ze hoe ze deze konden vormen uit vloeibaar urethaan. Aldo Vaccari, een chemisch ingenieur in opleiding van Nordica, zag de Lange schoen en kwam er snel achter hoe hij de handgestikte leren schoen kon vervangen door een zool van spuitgegoten polyurethaan met een waterdichte buitenzool, die verbonden was met het leren bovenwerk. Hij deed dit met behulp van hoge snelheid spuitgietmachines. Dit was een grote verbetering, die al snel werd overgenomen door concurrerende fabrieken. Het verving tachtig jaar naaimachinetechnologie.
 
Maar de echte revolutie vond plaats in 1966, toen Lange het Canadese skiteam uitrustte met plastic skischoenen voor de Alpine Wereldkampioenschappen in Portillo. De schoenen waren een regelrechte sensatie. Het werd al snel duidelijk dat lateraal stijve plastic skischoenen het incanten drastisch verbeterde en ze werden al snel dominant op alle pistes. Op de Olympische Spelen van 1968 won Jean-Claude Killy drie gouden medailles in zijn nog lederen Le Trappeur Elite-schoenen. Maar 8 van de resterende 15 medailles werden gewonnen in Langes. Leren skischoenen verdwenen al snel uit beeld. Nordica introduceerde dat jaar zijn eerste volledig plastic skischoen. Naburige skischoenfabrieken in Montebelluna, Italië haastten zich om “plastic” skischoenen te maken van leer met een urethaancoating. Het jaar daarop waren volledig spuitgegoten skischoenen verkrijgbaar. Ook maakt Rosemount zijn eerste skischoen van glasvezel en bood Mel Dalebout zelfs een schaal van magnesium aan.
 

Spoilers en ‘avalement’.

Ondertussen ontwikkelden Franse racers een nieuwe techniek waarbij ze de flex van de knie gebruikten om krachten te absorberen. Dit werd ‘avalement’ genoemd. Avalement is het Franse woord voor slikken. Deze techniek vereiste een hogere achterkant van de schoen. In 1961 introduceerde Le Trappeur de Elite, een stijve, naar voren gekantelde skischoen die racers een betere schok-absorbtie gaf. Deze skischoen werd op grote schaal geïmiteerd (onder meer door Lange). 
Vóór de Olympische Spelen van Sapporo in 1972 verschenen er “spoilers” op race-skischoenen, waaronder de Lange Comp, de lederen Nordica Sapporo en de plastic Olympic, ontworpen door Sven Coomer.
 

Ontwikkelingen in de skischoen. De jaren 70.

In 1973 (voornamelijk door toedoen van Sven Coomer van Nordica) is de echt moderne skischoen ontstaan, met zijn verwijderbare en aanpasbare binnenschoen, overlappende en scharnierende manchet en hoge rugspoiler. Plastic skischoenen braken niet in zoals leer, en vereisten flexibele, aanpasbare materialen.
Ook de binnenschoen moest een soort aanpasbaar of geïnjecteerd schuim hebben om comfortabel te zitten voor alle verschilende voetvormen. Dit model had ook nadelen: de warme en comfortabele skischoen met achterinstap (voor het eerst verkocht door Freyrie, Montan en Heschung in 1968) voldeden weliswaar prima voor toeristenskiërs (80% van alle skischoenen die in 1987 werden verkocht waren van dit model) maar race-skiers waren niet echt onder de indruk. Zij gaven de voorkeur aan strakker zittende schoenen. De meeste fabrieken maakten ook een paar beter aansluitende racemodellen. 
In 1980 introduceerden een paar fabrieken innovatieve kniehoge skischoenen, die zowel comfortabel als sportief bleken te zijn. Maar omdat skibroeken van die tijd er niet overheen pasten, stopten skiwinkels al snel met de verkoop.
 
Er kwamen ook enkele andere verbeteringen in de opbouw van de skischoen. Een enorme stap voorwaarts was toen de zoolvormen van skischoenen in de jaren 70 werden gestandaardiseerd. Dat betekende dat skibindingen eindelijk een gestandaardiseerd ontwerp hadden. Het aantal verwondingen aan het onderbeen daalde met maar liefst 90%!
 

De vijfde schnall. 

Eind jaren 70 vond Mel Dalebout de verwijderbare buitenzool uit, die geschikt was om te canten. Sven Coomer ontwikkelde de op maat gemaakte “orthopedische” binnenzool om kracht,  comfort en precisie in elke skischoen te verbeteren. In 1983, toen hij werkzaam was voor Koflach, introduceerde hij de powerstrap. Deze strap had het effect van een vijfde schnall aan de bovenkant van de schoen. Hierdoor kwam de effectieve tonghoogte tot halverwege het scheenbeen.
Met de Strato introduveerde Henke in 1971 de driedelige buitenschaal. Het concept nam een vlucht met de introductie van Nordica’s Comp 3 (1978) en Raichle’s Flexon (1980). Die Raichle wordt nog steeds geproduceerd onder het merk Full Tilt van K2. 
 
In de loop van de decennia zijn er (zonder veel succes) verschillende pogingen gedaan om zachte en comfortabele “wandelschoenen” te maken die in een ondersteunend exo-skelet zitten om zodoende te kunnen skiën (Ramer, Bataille, Nava). Denny Hanson heeft (met het nieuwe merk Apex) uiteindelijk dit concept iets verbeterd, maar een groot succes is het nooit geworden. 
 
Als laatste innovatie noemen we nog de thermoplastisch vervormbare schoen, rond 2013 als eerste geïntroduceerd door Fischer. 
 

Pijn in voeten of scheenbenen? Maak een afspraak om pijnloos®
te skiën!